Veranderend landschap 1
Het veranderende landschap en de almaar uitdijende menselijke habitat in de polders Oudendijk en Zestienhoven bij Overschie vanaf de zestiende eeuw tot heden.
Om de kaarten en documenten ruimtelijk inzichtelijk te maken zijn de landschappen nagebouwd in maquettes. De eerste kaart uit 1580-1590 toont het herstelde boerenland na de Tachtigjarige Oorlog. Bijna anderhalve eeuw later hebben rijke Rotterdammers er buitenplaatsen gebouwd met stijltuinen temidden van gemengde bedrijven. Omdat het afgraven van turf voor de huisverwarming steeds rendabeler werd naarmate de stad Rotterdam groeide, lieten de grondbezitters hun boerenland afvenen: boeren werden veenarbeiders en een rafelig landschap waar wind en water vrij spel hadden bleef over. Het land was waardeloos geworden, maar in 1820 kon met het verbeterde molens en dijken het gebied opnieuw worden ingepolderd: zo ontstond de droogmakerij Rijs en Daal met een typerend veen- weidelandschap. Veeteelt was hier de voornaamse bron van inkomsten: hooi en gras werden aangevuld met restproducten (spoeling) uit de jeneverstokerijen. De oprukkende stad en de verminderde aanvoer van spoeling maakte een einde aan de hoogtijdagen van de ‘spoelingboeren’. Aan het einde van de negentiende eeuw ontstonden er tuinderijen: een klein ‘Westland’ dat groenten en fruit per schip naar de stad vervoerde. De polder vormde inmiddels de rafelrand van de stad, waar overschietende stedelijke voorzieningen werden ondergebracht, de een meer planmatig dan de ander: zoals een nooddorp en een destructiebedrijf van kadavers. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd hier ook het vliegveld Zestienhoven aangelegd. Om het lawaai van de vliegtuigen en de stank van het destructiebedrijf voor de bewoners te compenseren kreg de Zestienhovens polder een eigen voetbalclub. In de jaren zestig kreeg het hele gebied de bestemming van recreatiegebied, in het bijzonder voor de havenarbeiders, met wandel- en fietspaden, een Engels park, volkstuincomplexen en ligweides. De havenarbeiders (meestal woonachtig in Rotterdam Zuid) wisten, om wat voor reden dan ook, het gebied ten noorden van de stad niet te bereiken. Hierdoor en door de voortdurende discussies over uitbreiding van de luchthaven werd ‘Park Zestienhoven’ nauwelijks onderhouden: bosplantsoen groeide uit, paden vebrokkelden. In 2004 werd er in het kader van de ontwikkeling van het plangebied Noordrand 1 een nieuw stedenbouwkundig plan ontwikkeld voor Park Zestienhoven met ruimte voor 1800 nieuwe woningen, voornamelijk in het hogere segment, om kapitaalkrachtige bewoners aan te trekken. Het stedenbouwkundig Masterplan voor de wijk werd ontwikkeld door het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam, de dienst Stedenbouw+Volkshuisvesting en Gemeentewerken en sluit aan bij het verstedelijkingsproces van de afgelopen halve eeuw waarbij de oude polderstructuur richtinggevend was. Het bestaande groen verdween onder een dikke laag scherp zand. De wijk zou moeten bijdragen aan de verlichting van het stedelijke tekort aan grotere eengezinswoningen en projectontwikkelraars en deelgemeente hadden goede hoop op de verkoop van luxe huizen en met de aanbieding van vrije kavels, sommige van een kleine miljoen euro. Toenmalige actuele architectuurthema’s zoals het ‘wilde wonen’ en het ‘gewilde wonen’ leverden architectuur op met veel cataloguswoningen en grote huizen naar Amerikaans concept. Op het moment dat zij werden gebouwd werd de actualiteit van Park Zestienhoven in 2008 ingehaald door de crisis. Dit onderzoek werd uitgevoerd door de door het palnteam aangetrokken curator Anne Mieke Backer. Haar taak was het creëren van identiteit en een context voor het uitvoeren van kunst in relatie tot groen en andere buitenruimtelijke vormgeving. Hiervoor achtte zij vooraleerst onderzoek naar diepere betekenislagen en landschappelijke aspecten noodzakelijk.